Kern problemen

1. Twee totaal verschillende vormen van verandering (variatie en innovatie) worden met elkaar verward

De evolutietheorie in zijn huidige vorm maakt geen onderscheid tussen twee totaal verschillende soorten verandering: variatie en innovatie. Variatie = de verandering van een (biologisch) systeem in zijn parameters, wiskundig voor te stellen als: (a1, b1) → (a2, b2) , wordt niet onderscheiden van innovatie = de verandering van een (biologisch) systeem in zijn dimensies, wiskundig voor te stellen als: (a1, b1) → (a2, b2, c2). De wiskundige representatie laat zien dat miljarden variaties van een (biologisch) systeem, gedurende miljarden jaren, niet kunnen leiden tot innovatie ervan.

Zie ook: William DeJong, Hans Degens. (2024). Micro- and Macroevolution: A Continuum or Two Distinct Types of Change?. Qeios. https://doi.org/10.32388/KIEJWR.2

2. Twee totaal verschillende veranderingsmechanismen worden met elkaar verward

Het mechanisme in de levende natuur voor het tot stand brengen van variaties (= de variatie-motor) bestaat uit: gen-regulatie en recombinatie van gen-varianten en selectie. De lengte van het DNA neemt hierbij niet toe, en de mutatiereparatie mechanismen die in elke cel aanwezig zijn hoeven niet in actie te komen. Door de variatiemotor past de levende natuur zich voortdurend aan aan wijzigende omstandigheden. Een voorbeeld van de resultaten van de variatie-motor is de verandering van de snavels van vinken. Het veronderstelde mechanisme voor het tot stand brengen van innovaties (= de innovatie motor) bestaat uit de opeenstapeling van niet-repareerbare, overerfbare, direct-voordelige, code-uitbreidende mutaties. Elke theorie waarin twee totaal verschillende mechanismen een rol spelen, wordt vroeg of laat nauwkeuriger geformuleerd door het van elkaar onderscheiden van deze mechanismen en de ermee verbonden empirische fenomenen. Dit zal ook met de evolutietheorie gebeuren.

3. Mutaties van het DNA leiden tot kanker en erfelijke ziekten, niet tot steeds verdere verbetering

Het moderne kankeronderzoek maakt ondubbelzinnig duidelijk dat mutaties van het DNA erfelijke ziekten en kanker veroorzaken, en het is volstrekt duidelijk dat erfelijke ziekten en kanker een ernstig selectief nadeel zijn in de strijd om het bestaan. In elke cel treden dagelijks honderdduizenden mutaties van het DNA op, die gelukkig grotendeels worden gerepareerd door mutatiereparatiemechanismen, voor de ontdekking waarvan in 2015 de Nobelprijs Scheikunde werd toegekend. Het doorgeven van code uitbreidende mutaties aan het nageslacht wordt door geslachtelijke voortplanting tegengewerkt. Een populatie met slecht functionerende mutatiereparatie heeft in de genenpool in theorie het materiaal waarmee over 1000 generaties nieuwe functionaliteiten van het DNA kunnen ontstaan, maar deze populatie verliest binnen enkele generaties de strijd om het bestaan van een populatie met goed functionerende mutatiebescherming en de toekomstige innovaties van het DNA gaan verloren. De innovatiemotor doet het daarom niet in de werkelijkheid.

4. De empirische bewijzen voor evolutie dankzij de variatiemotor, worden gebruikt als bewijs voor het functioneren van de innovatiemotor

Evolutie bestaat, want de levende natuur past zich voortdurend aan aan wijzigende omstandigheden, dankzij de variatie-motor. De empirische bewijzen van de variatiemotor (bijvoorbeeld de verandering in de snavels van vinken of het uiterlijk van honden paarden of vleermuizen) worden echter ten onrechte gebruikt als bewijs dat de innovatie-motor kan functioneren. Alle empirische gegevens over (code uitbreidende) niet repareerbare mutaties wijzen uit dat deze leiden tot kanker en erfelijke ziekten en ernstig selectief nadeel. De innovatie motor werkt daarom alleen in theorie. Dit blijkt ook uit het fossielen archief: tussenvormen ontbreken, alle fossielen zien er uit zoals organismen er vandaag uitzien, met dezelfde variaties in uiterlijk als vandaag (grote paarden, kleine paarden; grote snavels, kleine snavels, etc.). Ook 'levende fossielen' die in honderden miljoen jaren niet veranderd zijn, tonen aan dat de innovatiemotor niet werkt.

5. Natuurlijke processen zijn vervalprocessen en kunnen niet innoveren

Natuurlijke processen (bijvoorbeeld veroorzaakt door: invallende zonnestraling, bliksem, straling uit de ruimte, meteorieten, regen, wind) zijn vervalprocessen, die elke complexe structuur uiteindelijk uiteen laten vallen. Natuurlijke processen kunnen de parameters van een systeem variëren, maar kunnen een systeem niet innoveren en de informatie inhoud en energie inhoud vergroten. Als dat wél zou kunnen dan zou energie gratis beschikbaar kunnen komen en zou de chemische industrie moeten sluiten.

6. Aan de basis van de huidige evolutietheorie ligt een alchemistische visie op materie

De huidige evolutietheorie veronderstelt dat (organische) moleculen een intrinsieke drang hebben zich te ordenen tot steeds complexere structuren, en dat deze steeds verder gaande ordening een natuurlijk proces is. De alchemistische visie op materie is lijnrecht in strijd met de fundamentele eigenschappen van onze werkelijkheid en met de natuurwetten die deze werkelijkheid beschrijven. In materie is helemaal geen verborgen kracht aanwezig, en elk complexe structuur van materie vervalt vroeg of laat door natuurlijke processen uiteen, tot de kleinst mogelijke eenheden en het laagst mogelijke energieniveau. Elk verschil in elasticiteit, potentiaal, temperatuur, concentratie, dichtheid, energie, druk, spanning, wordt door natuurlijke processen vroeg of laat geëgaliseerd volgens de natuurwetten voor elasticiteit, potentiaal, temperatuur, concentratie, dichtheid, energie, druk, spanning.

7. De evolutietheorie kan het bestaan van mutatiereparatiemechanismen niet verklaren

In 2015 is de Nobelprijs voor scheikunde toegekend aan de ontdekkers van de mutatiereparatiemechanismen die de honderdduizenden mutaties van het DNA die dagelijks optreden in elke cel repareren. Een belangrijk deel van deze mutaties bestaat uit 'oxiderende deaminatie', waardoor de letters van de genetische code onleesbaar worden, zoals de letter op een kassabon geleidelijk onleesbaar worden door oxidatie van de inkt. Gelukkig wordt het onleesbaar worden van de genetische code actief gerepareerd door de beschadigde letter op te sporen en opnieuw aan te brengen uitgaande van de backup informatie op de andere DNA streng. De reparatie van de oxiderende deaminatie kan niet door de evolutietheorie verklaard worden, omdat volgens de Logica mutaties geen mutatiereparatie tot stand kunnen brengen (een proces dat M tot stand brengt kan niet tegelijkertijd Omgekeerd-M tot stand brengen). En ook volgens de wetten van de Scheikunde is het onmogelijk dat mutaties mutatiereparatie tot stand kunnen brengen, omdat oxidatie kan geen reductie tot stand kan brengen. Op de vraag hoe de mutatiereparatie mechanismen dan wél tot stand gekomen zijn, moeten wetenschappers antwoorden: "Dat weten we (nog) niet". Een dergelijk antwoord is volkomen normaal en geaccepteerd in elke tak van wetenschap, en is de drijvende kracht voor elk wetenschappelijk onderzoek. Dit antwoord is niet een 'science stopper' maar een 'science driver'.

Secundaire problemen

1. Er zijn tal van aanwijzingen dat de aarde niet miljarden jaren oud is

Nota bene: Miljarden variaties, gedurende miljarden jaren, kunnen geen innovatie tot stand brengen (zie kernprobleem 1), maar desondanks:

  1. De aarde is in feite een bol vloeibaar gesteente die overdekt is met een dun korstje, en zou na miljarden jaren volledig afgekoeld zijn.
  2. De dampkring staat in open verbinding met het vijandige, ijskoude, vacuüm van het heelal; ze wordt door de draaiing van de aarde weggeslingerd in de ruimte, en voortdurend gebombardeerd door hoog energetische deeltjes die de dampkring moleculen wegstoten; het drukverschil van 1 Bar tussen de aarde en het vacuüm van het heelal zuigt de dampkring weg het heelal in. In miljarden jaren zou het drukverschil geëgaliseerd zijn.
  3. Er is nauwelijks meteorieten stof op aarde.
  4. Er is weinig uitspoeling van zouten in de oceanen
  5. Er is weinig bezinksel in de oceanen
  6. Door erosie van 0,1 mm per jaar door weer en wind zouden in al na 100 miljoen jaar alle bergen zijn weggeërodeerd . In plaats daarvan zijn de toppen van de meeste bergen niet afgesleten, maar scherp en spits
  7. De aarde is een bal vloeibaar gesteente met een dun korstje. De dynamica van de om zijn as draaiende aarde is vergelijkbaar met de dynamica van een ronddraaiend ongekookt ei, dat nadat het in een ronddraaiende beweging is gezet, zeer snel weer tot stilstand komt, in tegenstelling tot een ronddraaiend hardgekookt ei. Wegens het ‘ongekookt ei effect’ is de draaisnelheid van de aarde miljoenen jaren geleden aanzienlijk hoger geweest dan nu. Een paar miljard jaar geleden moet de draaisnelheid pakweg 100 keer hoger zijn geweest dan nu, waardoor het leven dat we nu kennen er niet zou hebben kunnen bestaan. De dalende tendens in de draaisnelheid wordt bevestigd door metingen gedurende de laatste 50 jaar.
  8. Het magnetisch veld van de aarde neemt steeds verder af. Sinds 1830 is het veld met 10% in kracht afgenomen. Terugrekenend moet het magnetisch veld van de aarde 10 miljoen jaar geleden 100 jaar zo sterk geweest zijn als nu, waardoor het leven dat we nu kennen er niet zou hebben kunnen bestaan

2. De datering van aardlagen is onbetrouwbaar

  1. Aardlagen worden gedateerd met fossielen en fossielen met aardlagen.
  2. Fossielen kunnen slechts in catastrofale omstandigheden ontstaan, niet in een geleidelijk proces van miljoenen jaren. In normale omstandigheden vergaat een dood organisme binnen enkele dagen of weken door vertering door micro organismen. Slechts door zeer snelle catastrofale, luchtdichte overdekking door aardlagen wordt dit natuurlijke vervalproces voorkomen en kan een fossiel ontstaan.
  3. Aardlagen die miljoenen jaren van elkaar in ouderdom zouden verschillen, worden doorsneden door fossielen van boomstammen en verticale schachten gemaakt door wormen.
  4. Datering van aardlagen op basis van radioactief verval is afhankelijk van de vooronderstellingen over de aanvankelijk aanwezige hoeveelheid radioactief materiaal. Deze veronderstellingen kunnen zodanig worden gekozen dat elke gewenste datering mogelijk is.
  5. Niet gefossiliseerde botten van dinosaurussen, die gedateerd worden op 75 mln. jaar oud, bevatten collageen en stukjes DNA. Wetenschappelijk onderzoek suggereert dat ijzermoleculen beschermd werken tegen natuurlijk verval (Science, Mary Schweitzer). Als ijzermoleculen daartoe in staat zijn, dan zal dat een grote omwenteling betekenen in de voedingsindustrie waar men al blij is met conservering gedurende een aantal maanden of een jaar.

3. Zonneschijn zorgt niet voor een natuurlijk proces waarbij moleculen steeds ingewikkelder worden

Het tegendeel is het geval: door zonneschijn valt elk ingewikkeld molecuul vroeg of laat uiteen in de kleinst mogelijke eenheden.

4. De miljarden tonnen oersoep kunnen nooit hebben bestaan

De proef van Miller (1953) toont dit aan: nieuwe bliksemflitsen vernietigen gevormde aminozuren, hoe groter ze zijn en geconcentreerder, des te sneller. Alleen door een fabriek te bouwen waarin gevormde aminozuren worden afgevoerd naar een veilige kolf, kon Miller een steeds geconcentreerdere oersoep produceren.

5. Organismen in een stamboom zetten bewijst nog niet dat ze door natuurlijke processen uit elkaar ontstaan zijn

Stambomen waarin de uiterlijke kenmerken van vinken, kippen, paarden, honden, graan, kool, appels, bessen, etc. variëren zijn een weergave van de werkelijk effecten van de variatie motor (zie kernprobleem 2). Stambomen waarin, bijvoorbeeld, landdieren overgaan in walvissen zijn geen weergave van werkelijke innovatie processen, omdat de innovatie motor het niet doet. (zie kernprobleem 3)

6. Organen in een stamboom zetten bewijst nog niet dat ze door natuurlijke processen uit elkaar ontstaan zijn

In de levende natuur komen vele soorten ogen voor, vele soorten longen, vele soorten harten, etc. Deze kunnen in stambomen gezet worden op grond van hun ingewikkeldheid. Maar dat bewijst nog niet dat ze door een natuurlijk proces uit elkaar ontstaan zijn omdat de innovatiemotor het niet doet (zie kernpunt van kritiek 3).

7. Processen of moleculen in een stamboom zetten bewijst nog niet dat ze door natuurlijke processen uit elkaar ontstaan zijn

Chemische processen en moleculen kunnen in een stamboom gezet worden op grond van hun complexiteit. Maar natuurlijke processen leiden tot verval van elk ingewikkeld molecuul (zie kernpunt van kritiek 5). Alleen in de fantasiewereld van de Alchemisten hebben moleculen een intrinsiek verlangen zich te ordenen tot steeds grotere eenheden (zie kernpunt van kritiek 6).

8. Afname van de orde elders in het heelal kan niet zorgen voor toename ervan op aarde

Tussen een stopcontact , waarachter de orde afneemt, en een koelkast waarin de orde toeneemt loopt een kabel. Die kabel ontbreekt tussen de aarde en een plek ver weg in het heelal waar de orde afneemt.

9. De orde van het menselijk DNA is niet vergelijkbaar met de orde van een kristalrooster

De orde van het menselijk genoom (3 miljard tekens) is vergelijkbaar met de orde van het Windows besturingssysteem (1 miljard tekens). Het is onzinnig om de orde in Windows en het DNA op één lijn te stellen met de orde van een ingewikkelde kristalstructuur, of hen te beschouwen als een kwantumfluctuatie. Bovendien beschikken Windows en het DNA over mechanismen voor reparatie en in stand houding van de orde. In kwantumfluctuaties en complexe kristalstructuren ontbreken deze mechanismen. Merk op dat in complexe programma's (bijvoorbeeld in de voedsel- of de auto-industrie) slechts een klein deel beschrijft welke materialen gebruikt moeten worden, terwijl de rest beschrijft hoe en wanneer deze materialen moeten worden toegepast. Dit blijkt ook het geval DNA-programma's: het voor eiwitten coderende DNA neemt slechts 10% in beslag van het totale DNA. De overige 90% codeert wanneer en hoe de eiwitten toegepast moeten worden. Fouten hierin leiden tot kanker (bijv. leukemie).

10. Binnen de levende natuur zijn vele 'niet-reduceerbaar complexe' systemen aanwezig

Darwin schreef: "Wanneer iemand het bestaan zou aantonen van een complex orgaan dat absoluut niet voort had kunnen komen uit een groot aantal opeenvolgende wijzigingen, dan zou mijn theorie volledig instorten" (The origin of species, 6e druk, New York University Press, blz. 154). Dergelijke systemen bestaan. Bijvoorbeeld: een vlinder die uit een pop kruipt. In de pop zijn alle moleculen van een rups uit elkaar gehaald en weer samengesteld tot een vlinder. Na het uit de pop kruipen van de vlinder worden de vleugels uitgevouwen en opgepompt, en worden de soepele buizen na enkele minuten omgezet in een hard, dragend geraamte. Ook worden de twee slierten die afhangen bij de bek van de vlinder samen geritst tot een holle roltong. Na het samen ritsen neemt de vlinder een slokje nectar en vliegt weg. Dit alles kan niet het resultaat zijn van een lange reeks van zinvolle tussen stappen. Wanneer één onderdeeltje ontbreekt of niet goed werkt, is er geen vlinder die zich kan voortplanten tot een rups en sterft de vlinder uit.

11. Beweren dat mutaties kunnen zorgen voor mutatiereparatie is onzin

Elk natuurlijk proces gaat op den duur langzamer lopen omdat een aanvankelijk verschil dat de drijvende kracht vormde voor het proces egaliseert. Maar geen enkel natuurlijk proces gaat vervolgens in omgekeerde richting lopen. Als dat mogelijk zou zijn, dan zou met deze twee tegengestelde processen een perpetuum mobile gebouwd kunnen worden. Maar perpetuum mobiles kunnen volgens de natuurwetten niet bestaan.

12. De evolutietheorie heeft problemen om te voldoen aan de standaarden die gelden voor een wetenschappelijke theorie

Elke wetenschappelijke theorie moet toetsbaar en dus weerlegbaar zijn. Daarnaast mag de theorie niet in strijd zijn met empirisch bewijs of met de natuurwetten. De bovenstaande kernproblemen en secundaire problemen geven aan dat de evolutietheorie in zijn huidige vorm niet aan deze eisen voldoet. Het is nodig de evolutietheorie nauwkeuriger te formuleren door onderscheid te maken in de onderliggende veranderingsmechanismen en hun bijbehorende empirische gegeven (zie kernprobleem 2).